Add parallel Print Page Options

Het lot van de vijanden van Israël

32 In het twaalfde jaar van koning Jojakins gevangenschap, op de eerste dag van de twaalfde maand, kreeg ik de volgende boodschap van de Here: ‘Mensenzoon, zing een klaaglied over de farao, de koning van Egypte, en zeg hem: “U beschouwde uzelf als een sterke leeuw onder de volken, maar u bent slechts een krododil langs de oevers van de Nijl. U laat het water uit uw neusgaten spuiten. Met uw poten bevuilt u het water. Al zijn stromen maakt u modderig en troebel. De Oppermachtige Here zegt: ‘Ik zal een grote menigte sturen om u in mijn net te vangen. Ik zal u uit het water trekken en op het droge achterlaten om daar te sterven. En alle vogels van de hemel zullen op u neerstrijken en de wilde dieren van de hele aarde zullen u verscheuren tot zij tevreden en verzadigd zijn. Ik zal de heuvels met uw vlees bedekken en de dalen met uw botten vullen. Ik zal de aarde doordrenken met uw bloed, de ravijnen zal Ik ermee vullen, tot aan de bergtoppen toe. Wanneer Ik u zal wegvagen, zal de hemel worden toegedekt en Ik zal de sterren verduisteren. Ik zal de zon met een wolk bedekken en de maan zal u haar licht niet geven. Ja, overal in uw land laat Ik het donker worden, zelfs de heldere sterren boven u zullen niet langer stralen. En wanneer Ik u zal vernietigen, zullen vele harten in verafgelegen landen die u nooit hebt gezien, geschokt worden. 10 Ja, er zal in vele landen angst heersen en hun koningen zullen de haren te berge rijzen als ze zien wat Ik u aandoe. Zij zullen beven van angst als Ik mijn zwaard voor hen heen en weer zwaai. Ieder van hen zal vrezen voor zijn leven op de dag van uw val.’

11 Want de Oppermachtige Here zegt: ‘Het zwaard van de koning van Babel zal u treffen. 12 Ik zal u vernietigen met behulp van zijn machtige leger, het wreedste ter wereld. Het zal de heersende klasse van Egypte uitroeien, allen zullen sterven. 13 Ik zal al uw vee dat langs de rivieren en beken graast, vernietigen en geen mens of dier zal zich nog in die wateren begeven. 14 Daardoor zullen de Egyptische wateren helder en glad als olijfolie stromen,’ zegt de Oppermachtige Here. 15 ‘En wanneer Ik Egypte tot een woestijn maak en al haar bezittingen wegvaag, zal zij weten dat Ik, de Here, dat heb gedaan. 16 Dit is een klaaglied dat treurend moet worden gezongen om de tegenslagen van Egypte. Alle volken zullen om haar en haar volk rouwen,’ zegt de Here.”’

Read full chapter